Als je weet dat je doodgaat...
Hoe ga je daar dan mee om?
Vorige maand mochten wij kennismaken met een mevrouw van 82 jaar. De dokter had haar verteld dat ze niet lang meer te leven had.
“Hoe lang heb ik dan nog?”, vroeg ze direct. In het bijzijn van haar twee dochters vertelde de arts dat ze moest denken in dagen, of hoogstens één tot twee weken.
Zonder aarzelen begon ze van alles te regelen. Haar dochter nam contact met ons op, en zo zaten wij op een vrijdagochtend in september bij haar in het verzorgingshuis.
Ze had een goede dag en kletste ons de oren van het hoofd. Buiten regende het, maar aan het einde van het gesprek brak de zon door de wolken heen.
We hebben gelachen, even geslikt toen het moeilijk werd, maar vooral geluisterd naar haar wensen. Ze leek te genieten van ons gesprek — het was bijna gezellig.
Ze wilde dat haar kinderen en kleinkinderen de kist zouden versieren met vlinders en vogels. En ze wilde een dienst in de kerk waar ze vroeger vaak kwam, geleid door die ene dominee.
“Weet je,” zei ze, “hij heeft zulke gezellige diensten op zondag. Ik hoop dat ik daar over twee weken, als hij weer preekt, nog bij kan zijn. Oh, en ik wil ook nog met mijn kinderen en hun gezinnen naar Hoek van Holland — naar de zee — en een visje eten.”
We namen afscheid en wensten haar nog een mooie tijd met haar familie.
De week erna kwamen haar dochters en kleinkinderen naar het uitvaartcentrum om de kist te beschilderen. Toen bleek dat er meer tijd in ging zitten, brachten we de kist naar het huis van één van de dochters. Een paar dagen later haalden we hem daar weer op — prachtig versierd en vol liefde.
Ze ging inderdaad nog naar Hoek van Holland. En ook de dienst in de kerk woonde ze, samen met haar dochters, bij.
De dagen en weken daarna werden stiller. Vorige week zaterdag kwam het bericht dat ze te zwak was geworden en dat haar familie bij haar waakte. Toch vond ze zondag nog de kracht om afscheid te nemen van haar dierbaren.
En toen, op maandagavond, mocht ze gaan slapen… om niet meer wakker te worden.
Samen met haar dochters hebben we haar gewassen en haar mooiste, vrolijk gekleurde kleding aangedaan.
“Verdrietig mag iedereen zijn,” zei ze altijd, “maar trek iets fleurigs aan — anders is het zo somber allemaal.”
Daarna hebben we haar in haar persoonlijke, prachtig beschilderde uitvaartkist gelegd.
Op dat moment brak de zon door de wolken, scheen op haar gezicht, en zagen we een glimlach — alsof ze wilde zeggen: het is goed zo.